De waterschappen broedden al enige tijd op een belastingstelsel waarmee zij weer een groot aantal jaren vooruit kunnen. In 2018 lag al een compleet pakket voorstellen op tafel, maar daarvoor was te weinig draagvlak. Nu ligt er een nieuw definitief voorstel dat wel met glans de toets der kritiek doorstaat.
Het pakket voorstellen voor een meer toekomstbestendig belastingstelsel dat in 2018 binnen de Unie van Waterschappen werd gedaan had een hele brede scope en omvatte een zeer breed scala aan voorstellen. Daar bleek zowel binnen de waterschappen als bij diverse stakeholders onvoldoende draagvlak voor te bestaan. In 2019 is er daarom opnieuw gekeken, vooral met als insteek wat nu dringend moest veranderen om weer jaren vooruit te kunnen met het belastingstelsel. Eind 2020 is daar een voorstel uitgerold, waarin met name drie urgente zaken terugkomen: twee knelpunten met betrekking tot de watersysteemheffing en één die van toepassing is op de zuiverings- en verontreinigingsheffing. Daarnaast werd nog een aantal andere zaken meegenomen in het voorstel.
Er ligt nu dus een definitief voorstel voor aanpassing van het waterschapsbelastingstelsel. Een onderzoekstraject dat relatief kort heeft geduurd, waarbij de scope ook minder breed was dan tijdens het eerdere traject tot 2018. Nu focuste het zich uitsluitend op de meest urgente zaken die anders moeten in het belastingstelsel. Die zaken zijn terug te brengen op twee deelgebieden in de watersysteemheffing: De ene is de kostentoedeling.
Het bleek in het huidige stelsel onmogelijk te zijn geworden om de tarieven voor de verschillende groepen betalers gelijkmatig te laten ontwikkelen, waardoor er scheefgroei ontstond. Tweede knelpunt is de zogenoemde weeffout die destijds bewust is geïntroduceerd in de categorie ongebouwd. Het gevolg van die weeffout is dat wanneer er sprake is van aanleg van nieuwe infrastructuur er zeer abrupt een hele grote tariefstijging in die categorie mogelijk is. Een ander gevolg van die weeffout is dat wanneer er areaal ongebouwd verdwijnt er hele grote sprongen in de tariefontwikkeling kunnen zijn. Beide zaken kunnen resulteren in scheefgroei tussen het belang bij de taak van het waterschap en de betaling voor die taak.
Het andere belangrijke knelpunt bevindt zich in de zuiverings- en verontreinigingsheffing, waar al tientallen jaren bepaalde stoffen worden gebruikt bij de analyse van afvalwater die mens- en milieubelastend zijn en daarom niet meer passen in deze tijd.
In het huidige voorstel betalen bedrijven niet méér belasting op stikstof en fosfaat
Wat gaan bedrijven van de aanpassingen in het belastingstelsel merken? In het pakket voorstellen uit 2018 werd voor de zuiverings- en verontreinigingsheffing vooral uitgegaan van de principes ‘de kostenveroorzaker betaalt’ en ‘de vervuiler betaalt’. Er zijn toen ook meer stoffen in de heffing betrokken. Bedrijven zouden dit merken doordat in de stikstofheffing voortaan ook nitriet en nitraat zouden worden meegenomen. En de nu nog facultatieve heffing op fosfaat in de zuiveringsheffing zou verplicht worden en ook binnen de verontreinigingsheffing gaan gelden. Deze uitbreiding is van de baan.
In het huidige voorstel betalen bedrijven niet méér belasting op stikstof en fosfaat. Met andere woorden: Het basisprincipe waarvoor bedrijven betalen is hetzelfde gebleven. Dat betekent dat de verschuivingen in lasten voor bedrijven veel beperkter zullen zijn.
Google+