Beleid

VEMW: Maak restwarmte beschikbaar om CO2-uitstoot te reduceren

Zet warmte die bij (industriële) processen overblijft duurzaam in voor andere productieprocessen. “Dat is de uitdaging waarvoor de industrie staat”, zegt Jacques van de Worp, senior beleidsadviseur van VEMW. “Restwarmte-uitkoppeling helpt de CO₂-uitstoot te reduceren en is een structurele transitiemaatregel die grote kansen biedt voor de industrie.”

Restwarmte-uitkoppeling is niet een tijdelijke transitiemaatregel, maar een blijvende emissiereductieoplossing die lokaal en regionaal maatwerk vraagt, zegt Van de Worp. Hij maakt samen met Kees Biesheuvel (Dow Benelux), Bert Bosman (Sabic) en Wim de Jong (Twence) deel uit van de ad-hoc werkgroep Warmte.

In ons land komt ongeveer 125 petajoule aan restwarmte met een hogere temperatuur dan 100˚C per jaar vrij. Voor veel bedrijven is deze restwarmte een restproduct. Voor andere partijen kan het juist een bron zijn voor de verduurzaming van hun warmtevoorziening. Bijvoorbeeld voor de verwarming van woningen of glastuinbouwkassen. Meestal gebeurt dit met een warmtenet.

Restwarmtepotentie genoeg dus. Maar waarom wordt zij dan toch onvoldoende benut? Die vraag laat zich niet zomaar beantwoorden, zegt Van de Worp. “Op papier lijkt het eenvoudig, in de praktijk ligt het een stuk gecompliceerder. Een dilemma is op welke manier restwarmte-uitkoppeling georganiseerd moet worden.”

Jacques van de Worp
jvdw@vemw.nl | 0348 48 43 58

‘De reductie van de CO2-uitstoot met 49 procent in 2030 is een prikkel om restwarmte optimaal te benutten’

Enorme uitdaging

De industrie moet in 2030 een forse bijdrage leveren aan de 49 procent CO2-uitstootreductie uit het Klimaatakkoord en in 2050 klimaatneutraal zijn. Een enorme opgave waarvoor zij alle middelen zal moeten inzetten, zegt Van de Worp. “Ook restwarmte maakt deel uit van dat pakket. Er ligt wat dat betreft een grote uitdaging voor de industrie om haar restwarmte optimaal te kunnen gaan benutten. Maar dat kan zij niet alleen, daar is de samenwerking met andere partijen voor nodig.”

Stimuleren

De uitstoot van CO2 wordt beprijsd door het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) en een Nederlandse CO2-heffing. Het lozen van restwarmte gaat mogelijk ook belast worden om uitkoppeling te stimuleren, zegt Van de Worp. “Dat vormt voor bedrijven een prikkel om restwarmte in te zetten voor andere processen.” Hij constateert dat in de huidige situatie bij industriële productieprocessen zo’n 2,5 procent van alle opgewekte energie (stoom, warm water) niet on-site wordt gebruikt. “Die wordt nu veelal weggekoeld en komt terecht in koeltorens en in oppervlaktewater.”

‘De restwarmteproductie zal de komende jaren verder toenemen’

 

Extra prikkels

Convenanten als de Meerjarenafspraken energie-efficiëntie (MJA) en Meerjarenafspraken energie-efficiënte ETS bedrijven (MEE) hebben bedrijven geprikkeld om via energiebesparing het energiegebruik doelmatig te maken, zegt Van de Worp. “Ze vormen extra prikkels voor bedrijven om zo min mogelijk restwarmte onbenut te laten.” Hij signaleert dat in sectoren als de agro-food en papier- en kartonindustrie de hoeveelheid en kwaliteit van de restwarmte de komende jaren door voortschrijdende procesefficiëntie en interne warmte-integratiemaatregelen verder zal afnemen. “Daarentegen zal in sommige andere sectoren, zoals de (petro)chemie en staal, voldoende warmte blijven om uit te koppelen. En, de transitie naar een circulaire en biobased economie leidt naar verwachting tot een hoger energiegebruik met meer conversie- en transportverliezen, en dus méér restwarmteproductie.”

‘Restwarmte-uitkoppeling vraagt geen investeringen van de industrie’

 

Het leveren van restwarmte levert bedrijven financieel geen voordelen op, zegt Van de Worp. “Economisch is het niet interessant. Maar het vraagt ook geen investeringen van de industrie. De winst van restwarmtelevering zit hem puur in de CO₂-reductie die het oplevert. Warmteleveranciers die gebruikmaken van de industriële restwarmte zijn verantwoordelijk voor de realisatie en exploitatie van het collectieve warmtesysteem. De industrie is ‘slechts’ toeleverancier.”

‘Cruciaal is een goede organisatie. Zonder regisseur geen restwarmtelevering’

 

Van de Worp: “Het effectief kunnen benutten van restwarmte uit de industrie kan alleen als er sprake is van een goede organisatie. Er moet een strakke regie zijn die het mogelijk maakt warmtenetten aan te leggen zodat de restwarmte ook daadwerkelijk getransporteerd kan worden naar afnemers.”
Op nationaal niveau zal die regie in handen moeten zijn van de Rijksoverheid. Het ministerie van EZK is daar in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en I&W verantwoordelijk voor. Op regionaal niveau zijn dat de provincies, zegt Van de Worp. “Op lokaal niveau wordt regie gevoerd door gemeenten. Zij bepalen in hoge mate of, wanneer en waar warmtekavels worden aangewezen en welk warmtebedrijf verantwoordelijk wordt voor het warmtenet. De uiteindelijke bouw en exploitatie van een warmtenet komt voor rekening van een warmtebedrijf.”

Versnelling noodzakelijk

Om restwarmtelevering werkelijk tot een succes te maken en om concrete invulling aan uitdagingen te geven waarvoor de industrie met betrekking tot restwarme-uitkoppeling staat, zal de realisatie van warmtenetten een boost moeten krijgen. Versnelling is noodzakelijk, zegt Van de Worp. “Het gaat nu veel te langzaam door gebrek aan leiderschap, organisatie en middelen. Uit het oogpunt van kostenefficiëntie moet wet- en regelgeving ruimte laten voor verschillende organisatie- en economische en financieringsmodellen. Daarnaast zijn er nog andere factoren die restwarmtebenutting tot een succes moeten maken. Belangrijk aandachtspunt daarbij is: Hoe ontsluit je de aanwezige kennis voor de realisatie van een warmte-uitkoppelingvoorziening? En, hoe geef je spelers de ruimte om de kennis te ontsluiten? Anders gezegd: Je zult de thermodynamische kennis en kennis van infrastructuur adequaat bij elkaar moeten brengen. Industrie en netwerkbedrijf zullen elkaar moeten weten te vinden.”

Duurzame restwarmtelevering aan Limburgse gemeenten

In de provincie Limburg hebben leveranciers van restwarmte en het warmtebedrijf elkaar gevonden. Het warmtenet van het lokale warmtebedrijf Het Groene Net wordt gevoed met duurzame restwarmte van Biomassacentrale Sittard en binnenkort een van SABIC’s naftakrakers op Chemelot. Het Groene Net levert deze warmte aan bedrijven en woningen Sittard-Geleen, Beek en Stein. Daarmee is de eerste fysieke stap gezet in het project om woningen en kantoren in de regio Sittard-Geleen aardgasvrij te maken met behulp van industriële restwarmte.
Naar verwachting zullen er in de periode van 2020 tot 2033 additioneel ongeveer 20.000 tot 25.000 huishoudens en tachtig kantoren in Sittard-Geleen, Beek, Maastricht, Aachen Airport, Elsloo en Stein worden aangesloten op Het Groene Net.
De samenwerking tussen industrie en gebouwde omgeving is enorm belangrijk voor het klimaat. SABIC liet eerder weten dat levering van restwarmte aan het Groene Net een flinke besparing van aardgas en een vermindering van CO2-uitstoot met 47.000 ton oplevert. Ook zijn er plannen voor een verdere uitbreiding en koppeling van industriële restwarmte van Chemelot met een Limburgs warmtenet. Daardoor kunnen nog meer woningen aardgasvrij gemaakt worden.
SABIC wil zijn grondstoffen en energie zo efficiënt mogelijk inzetten. Het leveren van restwarmte past in die strategie. De expertise die het bedrijf hiermee opbouwt, kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van duurzame oplossingen, aldus het chemiebedrijf.

Video
Delen

Uw naam

E-mail

Naam ontvanger

E-mail adres ontvanger

Uw bericht

Verstuur

Share

E-mail

Facebook

Twitter

Google+

LinkedIn

Contact

Verstuur