Brussel presenteert omvangrijk beleidspakket
Afgelopen zomer presenteerde de Europese Commissie een groot aantal wetgevingsvoorstellen om het Europese klimaatbeleid in lijn te brengen met de doelstellingen uit de Europese Klimaatwet. “Het Fit for 55-pakket bevat wijzigingen voor vrijwel alle belangrijke pijlers van het Europese klimaat- en energiebeleid. “Het is een omvangrijk pakket wetgevingsvoorstellen waarin de uitgangspunten van de EU-klimaatwet worden uitgewerkt en vastgelegd”, zegt Tom Strengers, beleidsadviseur van VEMW.
55 procent broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van het niveau van 1990. Dat is de opgave die Fit for 55 stelt. Het Europese beleidspakket beslaat maar liefst 12.000 pagina’s, is daarmee van indrukwekkende omvang en bevat een zeer breed scala aan maatregelen. De verwachting is dat het een aanzienlijke impact zal hebben op zowel de particuliere sector als de bredere samenleving in de EU en daarbuiten. Maar zover is het nog niet, want de wetgevingsvoorstellen moeten eerst nog door de lidstaten en het Europees Parlement worden goedgekeurd voordat deze überhaupt in werking kunnen treden.”
De maatregelen die in het Fit for 55-pakket worden voorgesteld hebben gevolgen voor de energie-intensieve industrie, bedrijven in de energie- en grondstoffensector, nutsbedrijven, logistieke bedrijven, de transportsector en bouwsector. Ook bedrijven met onroerend goed en productielocaties in de EU die bepaalde grondstoffen van buiten de EU gebruiken, zullen de gevolgen van Fit for 55 gaan ondervinden.
Het EU-ETS-systeem zal grondig worden herzien
Waar bestaat het Fit for 55-pakket precies uit? Strengers: “Het bestaat uit veertien wetgevingsdocumenten met wijzigingen op het gebied van onder andere de emissiehandel, efficiëntie-eisen voor de industrie, energiebelasting en duurzaamheidseisen voor de gebouwde omgeving. Het bevat diverse voorstellen en richtlijnen, waarmee alle EU-lidstaten te maken zullen krijgen.”
Een van die richtlijnen betreft het Europese Emissiehandelssysteem (EU-ETS). Strengers: “De Europese Commissie stelt voor om de totale hoeveelheid emissierechten (het zogenaamde ‘plafond’) sneller te verminderen waarmee de afname van CO2-uitstoot wordt vergroot. Voor de luchtvaart stelt zij voor de gratis emissierechten geleidelijk af te schaffen en aan te sluiten bij het mondiale ‘Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation’. Daarnaast moeten ook de scheepvaartemissies opgenomen worden in het bestaande Europese emissiehandelssysteem EU-ETS. En, er staat een nieuw afzonderlijk systeem voor de handel in emissierechten voor de sectoren bouw en wegtransport op het programma.”
Het EU-ETS stelt geen specifieke doelen voor Nederland, maar kan wel degelijk gevolgen hebben voor ons land, zegt Strengers. “De kosten voor CO2-uitstoot zullen naar verwachting toenemen omdat de doelen aangescherpt worden door middel van een verlaging van het ‘plafond’. Binnen het EU-ETS worden ook voorwaarden gesteld om gratis rechten te krijgen. 25 procent van de gratis rechten kan een bedrijf worden afgenomen als niet alle proportionele besparingsopties die binnen vijf jaar terugverdiend zijn, uitgevoerd worden. Hiermee eist Fit for 55 dat er geïnvesteerd wordt in energiebesparing of emissiereductie om gratis rechten te krijgen.”
Naast het vergroten van het reeds bestaande Innovation Fund stelt het Fit for 55-pakket de oprichting van een Modernisation Fund voor. Beide worden gevoed uit een deel van de inkomsten van het EU-ETS die niet langer in hun geheel naar de lidstaten, waaronder Nederland, gaan. Strengers: “Deze fondsen moeten investeren in de energietransitie, met name in bedrijven die onder het EU-ETS vallen. Nederland komt niet in aanmerking voor het Modernisation Fund, want dit fonds is specifiek gericht op landen met een laag Bruto Binnenlands Product, maar de middelen van het Innovation fund, waar bedrijven in Nederland wel gebruik van kunnen maken, worden significant vergroot.”
CBAM moet het risico van carbon leakage aanpakken
Een tweede, ook voor Nederland belangrijk voorstel is het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). Het betekent dat er vanaf 2023 een EU-heffing op de invoer van cement, elektriciteit, meststoffen, ijzer, staal en aluminium kan worden ingevoerd. Doel is het risico van carbon leakage aan te pakken en tegelijkertijd het EU-ETS te versterken, legt Strengers uit.
[Carbon leakage verwijst naar de situatie waarbij bedrijven hun productie, vanwege de kosten van CO2-uitstoot, naar landen verplaatsen waar de kosten voor CO2-uitstoot lager zijn, red.].
Strengers: “Het voorstel om een CBAM voor de hele Europese Unie te introduceren, moet een gemeenschappelijk en uniform kader creëren dat zorgt voor een eerlijkere prijsvorming voor CO2 op de interne markt, met inbegrip van geïmporteerde goederen. De invoering van het CBAM hangt nauw samen met de herziening van het EU-ETS. Het dient ervoor te zorgen dat aan industrieën die onder CBAM vallen minder gratis rechten worden verstrekt en dat er een grensheffing op CO2 komt voor deze sectoren.”
VEMW is voorstander van het aanpakken van carbon leakage en denkt dat CBAM een goede bijdrage kan leveren, maar stelt dat de huidige CBAM dat niet doet, zegt Strengers. “Waarom niet? Omdat er risico is op carbon leakage door het verplaatsen van de gehele waardeketen naar buiten de Europese Unie. En, omdat Nederlandse bedrijven geen compensatie krijgen voor export buiten de EU en er geen compensatie is voor indirecte kosten, zoals de hogere stroomprijzen.”
Strengers: “Het CBAM-voorstel heeft consequenties voor de Nederlandse industrie en elektriciteitssector. Voor de aluminium-, cement-, ijzer/staal-, kunstmestindustrie, die onder het CBAM vallen, wordt voorgesteld in een tijdsbestek van tien jaar de gratis emissierechten te laten vervallen. Dit zal de kosten voor CO2-uitstoot voor deze industrieën verhogen en dat heeft mogelijk een effect voor de competitiviteit van deze industrieën. Bovendien zal het een stuwend effect op de CO2-prijs hebben, doordat er meer rechten ingekocht moeten worden. De CBAM kan ook invloed hebben op de elektriciteitsprijs, maar doordat Nederland nauwelijks stroom van buiten de EU importeert zal de invloed klein zijn.”
Tom Strengers
tgs@vemw.nl | 0348 48 43 53
De ETD-richtlijn komt met minimum belastingtarieven voor alle lidstaten
Het Fit for 55-pakket komt ook met een voorstel tot fundamentele wijziging van de Europese energiebelastingrichtlijn (ETD), met een grote impact op de Nederlandse energiebelasting. De ETD is sinds 2003 niet meer gewijzigd en de voorstellen moeten haar actualiseren en meer in lijn brengen met de EU-doelen voor broeikasgasreductie, zegt Strengers. “Het belangrijkste onderdeel van de richtlijn is het vaststellen van minimum belastingtarieven voor alle lidstaten. Er wordt voorgesteld deze te verhogen en ervoor te zorgen dat de belasting van energieproducten en elektriciteit beter aansluit op milieu- en gezondheidseffecten. Dat gebeurt door nadelen voor schone technologieën weg te nemen en hogere belastingtarieven in te voeren voor inefficiënte, vervuilende brandstoffen. Daarnaast wordt de energiebelasting voor alle gebruikers gelijkgetrokken. De EU verwoordt het als: gelijk gebruik, gelijk belasten.”
Naast EU-ETS, CBAM en ETD bestaat Fit for 55 uit nog een drietal beleidsdocumenten die voor de industrie van belang zijn, aldus Strengers. “De Effort Sharing Regulation (ESR) is daar één van. ESR is een richtlijn die doelstellingen stelt voor broeikasgasuitstoot van energie, industriële processen en productgebruik, landbouw, afvalverwerking, transport en de gebouwde omgeving die niet onder de EU-ETS vallen.”
‘Doelstelling voor groene waterstof is pijnpunt voor VEMW’
In het concept voor het tweede wetgevingsvoorstel, de Renewable Energy Directive (RED), wordt een voorstel voor een bindende EU-doelstelling van minimaal 40 procent duurzame energie in 2030 gedaan. Voor de landen worden niet-bindende doelstellingen gesteld. De RED bevat wijzigingen in het subsidieschema van bio-energie en wijzigingen die van belang zijn voor de industrie. De Nederlandse industrie wordt verplicht jaarlijks 1,5 procent meer duurzame energie, inclusief duurzame warmte, te gebruiken. Ook stelt de RED dat 50 procent van de finaal geconsumeerde waterstof, zowel voor energie als grondstoftoepassingen, vanaf 2030 groen moet zijn. Deze twee doelen worden een grote uitdaging voor de industrie, zegt Strengers. “De doelstelling voor groene waterstof is voor VEMW een pijnpunt. Nederland is namelijk een van de grootste waterstofgebruikers van de EU. Als deze regelgeving in 2023 wordt ingevoerd, heeft Nederland nog maar zeven jaar om deze gigantische opgave te behalen, terwijl het al gauw tien jaar duurt om een electrolyzer neer te zetten en import van waterstof niet gegarandeerd kan worden.”
Het derde wetgevingsvoorstel, en onderdeel van het voorgestelde Fit for 55- pakket, is de Energy Efficiency Directive (EED). Deze richtlijn kan aanzienlijke gevolgen hebben voor ons land, zegt Strengers. “De EED gaat eigenlijk niet over efficiëntieverbeteringen, maar over de vermindering van energiegebruik. De efficiëntieverbetering die Nederland de afgelopen jaren heeft behaald is groot, maar vergroting van productie of nieuwe productie voorkomt dat het totale energiegebruik van Nederland hard genoeg naar beneden gaat. Daarnaast zorgen veel CO2-reductiemethoden ervoor dat het Nederlandse energiesysteem als geheel meer energie gaat verbruiken. CCS [Carbon Capture and Storage, red.] en indirecte elektrificatie door middel van verbranding van waterstof leiden gewoonweg tot stijging van het energiegebruik. De Europese Commissie stelt voor dat elk van de lidstaten zijn eigen niet-bindende doelstelling krijgt voor energiebesparing, die is gebaseerd op het Bruto Nationaal Product, op de energie-intensiteit en op de kosteneffectiviteit van energiebesparing. Waarschijnlijk zal de combinatie van deze factoren er voor zorgen dat Nederland hoger dan gemiddeld zal moeten scoren.”
‘Alle voorstellen moeten eerst nog worden goedgekeurd’
Strengers: “Hoewel de Europese klimaatwet op 20 juli 2021 van kracht is geworden, hebben de verschillende wetsvoorstellen van het Fit for 55-pakket elk hun eigen tijdschema voor implementatie en inwerkingtreding. Er moeten nog twee voorstellen gepubliceerd worden en de voorstellen dienen voordat ze in werking treden eerst nog door het Europees Parlement en de Europese Raad te worden goedgekeurd. De doelstelling is dat een groot deel van het Fit for 55-pakket op 1 januari 2023 in werking treedt, maar er wordt verwacht dat dit vanwege onderhandelingen langer zal duren. Dit betekent dat er nog maar weinig tijd is om bedrijfsprocessen aan te passen om de verwachte hogere kosten voor CO2-uitstoot te vermijden en de doelstellingen voor 2030 te halen.”
Fit For 55 is een geïntegreerd pakket van wetten en regels dat door de sterke onderlinge afhankelijkheid als geheel door Raad en Parlement aangenomen moet worden. De rode lijnen in onderstaande afbeelding tonen de verbondenheid van de belangrijkste wetgevingsdocumenten.
De belangrijkste beleidsdocumenten met hun doelstellingen zijn:
Climate Target Plan (CTP) | -55 % ten opzichte van 1990 |
European Emission Trading System (EU ETS) | -61 % ten opzichte van 2005 |
Land Use, Land Use Change and Forestation Directive (LULUCF) | 310 Mtoe CO2 -opname |
Effort Sharing Regulation (ESR) | -40 % ten opzichte van 2005 |
Renewable Energy Directive (RED) | -40 % |
Energy Efficiency Directive (EED) | 36 % eindgebruik Ten opzichte van 2005 -39 % primair gebruik ten opzichte van 2005 |
Voor een uitgebreider overzicht van de voorgestelde beleidswijzigingen van de gehele EU Green Deal kunt u contact opnemen met Tom Strengers. (tgs@vemw.nl)
In het Fit for 55-pakket worden nieuwe minimumtarieven voor de Europese energiebelasting voorgesteld. Ook stelt de ETD voor om waar die minimumtarieven in de huidige ETD zijn gebaseerd op volume (zoals kubieke meter voor aardgas), deze nu op de energie-inhoud van energiedragers te baseren (in gigajoule). Daardoor krijgen verschillende energiedragers voor eenzelfde toepassing (mobiliteit of verwarming) eenzelfde minimumtarief (in euro per gigajoule). Ook nieuw is dat de minimumtarieven jaarlijks worden gecorrigeerd voor inflatie. Met de verhoging van de minimumtarieven wil de Europese Commissie zorgen voor een gelijker speelveld binnen Europa. Fundamenteel vindt de EU dat gelijk gebruik van energiedragers ook gelijk belast moet worden. Dit betekent dat huishoudens hetzelfde belastingtarief voor verwarming door middel van aardgas gaan betalen als zakelijke energiegebruikers. Als gevolg hiervan moet òf de belasting op huishoudens naar beneden, òf voor zakelijke energiegebruikers omhoog om de belasting gelijk te trekken. Daarnaast wil de Europese commissie een duurzaamheidsprikkel inbouwen door de hoogste belastingtarieven te laten gelden voor fossiele brandstoffen en de laagste voor bijvoorbeeld groene stroom en groene waterstof.
Grote invloed op de vormgeving van de energiebelastingen
Het voorstel dat de actuele tarieven de rangorde in de minimumtarieven moeten volgen (dus hoogste tarieven voor fossiele energiedragers, lagere voor meer duurzame energiedragers en de laagste voor elektriciteit en de meest duurzame energiedragers), betekent dat Nederland de huidige tarieven zal moeten herzien, met name die voor kleinverbruikers. Dit opgeteld betekent dat de ETD een grote invloed zal hebben op de vormgeving van de energiebelastingen in de lidstaten.
In de ETD wordt ook voorgesteld om beperkingen op te leggen aan vrijstellingen en verlaagde tarieven voor specifieke sectoren. Dat zal in deze sectoren tot hogere energiekosten leiden. De hogere energiekosten zullen voor bedrijven een prikkel zijn tot energiebesparing of voor het gebruik van duurzame energiebronnen. Voor Nederlandse grootverbruikers kan het zijn dat door dit pakket de verschillen in belasting met bedrijven in andere EU-lidstaten kleiner worden, maar dit is afhankelijk van de invulling die de Nederlandse overheid aan het voorstel geeft. De gevolgen van de voorgestelde wijzigingen voor de emissies in Nederland zijn lastig in te schatten. Die hangen sterk af van de manier waarop Nederland de belastingtarieven zal aanpassen om ze in lijn te brengen met de voorgestelde wijzigingen. Dit kan zowel tot lagere als tot hogere totale emissies leiden.
Wat betekent het Fit for 55-pakket voor het Europese Emissiehandelssysteem? De voorstellen van de Europese Commissie betekenen een aanscherping van het emissieplafond. In 2018 was in de herziening van de ETS-richtlijn afgesproken dat dit plafond vanaf 2021 jaarlijks met een lineaire reductiefactor (LRF) van 2,2 procent zou afnemen. Dat betekent dat het aantal rechten dat via gratis allocatie dan wel via veilingen op de markt komt, jaarlijks met circa 43 miljoen ton CO2 zal afnemen. Daarmee zou dit plafond in 2030 uitkomen op 43 procent onder de 2005-emissies van de ETS-sectoren. Het Fit for 55-pakket stelt nu voor om de LRF te verhogen naar 4,2 procent, zodat het emissieplafond in 2030 61 procent onder het niveau van 2005 zal komen te liggen. Concreet betekent een LRF van 4,2 procent dat het plafond elk jaar met circa 82 miljoen ton CO2 zal worden verlaagd. De lineaire reductiefactor zal voor onbepaalde tijd gelden. Dit betekent dat zij ook na 2030 van kracht is, waarmee het emissieplafond rond 2040 op nul zal uitkomen. Met het aanscherpen van het emissieplafond neemt ook de hoeveelheid emissierechten af die beschikbaar is voor gratis allocatie aan bedrijven, waarbij een risico bestaat op carbon leakage. Omdat er anders een tekort op veilbare rechten ontstaat wordt voorgesteld om de benchmarks op basis waarvan de omvang van de gratis allocatie aan bedrijven wordt berekend versneld aan te scherpen. Bovendien zal als voorwaarde voor het ontvangen van 25 procent van de gratis rechten gelden dat een bedrijf decarbonisatiemaatregelen moet nemen. Verder stelt de Europese Commissie enkele aanpassingen voor die ertoe moeten leiden dat sommige decarbonisatiemaatregelen, die onder de huidige richtlijn worden ontmoedigd door de regels voor gratis allocatie, nu ook worden ondersteund.
Hogere prijs betekent niet automatisch een grotere emissiereductie
Wat betekent dit nu voor Nederland? De aanscherping van het emissieplafond van het ETS leidt tot een hogere prijs van emissierechten. Een hogere ETS-prijs betekent echter niet automatisch een grotere emissiereductie op Nederlands grondgebied. Dat komt doordat de Nederlandse elektriciteitsmarkt zeer sterk is gekoppeld aan die van de omringende landen. Veranderingen in deze markt zullen van invloed zijn op de inzet van gascentrales in Nederland en dus op de emissies van de elektriciteitssector. Voor de industrie is relevant dat Nederland als enige lidstaat een nationale CO2-heffing heeft die van toepassing is op de industrie onder het ETS. De Nederlandse heffing is variabel, waarbij het tarief afhankelijk is van de ETS-prijs. Voor de Europese industrie als geheel zal een hogere ETS-prijs meer emissiereductie uitlokken, maar vanwege de nationale CO2-heffing is dat effect bij de industrie in Nederland minder vanzelfsprekend. Wanneer de nationale industrieheffing over een aantal jaren boven de ETS-prijs zal liggen, leidt een hogere ETS-prijs voor de industriebedrijven in Nederland per saldo niet tot een ander heffingstarief.
In 2014 kwam de Europese Commissie met het voorstel voor een Marktstabiliteitsreserve (MSR) in het EU-ETS. Het MSR werd ontwikkeld om er voor te zorgen dat er minder rechten in omloop waren zodat bedrijven geen CO2 rechten zouden verzamelen en er een hogere prijs voor CO2 ontstond. De rechten die niet geveild worden, gaan het MSR in en wanneer er een tekort aan rechten op de markt ontstaat worden deze rechten geveild. Het huidige voorstel in het Fit for 55-pakket voegt een maximum aantal rechten in het MSR toe waardoor een groot aantal rechten kunnen komen te vervallen, met als gevolg dat de CO2 prijs zal stijgen.
De Europese Commissie stelt voor om een koolstofheffing aan de EU-buitengrens in te voeren, het zogeheten Carbon Border Adjustment Mechanism, CBAM). Dit moet er voor zorgen dat bedrijven op een gelijk speelveld opereren met concurrenten in landen waar geen of nauwelijks sprake is van klimaatbeleid. De heffing wordt aanvankelijk ingevoerd voor de import van cement, elektriciteit, kunstmest, ijzer, staal en aluminium, en is van toepassing op de directe emissies (scope 1) van de productie van deze goederen. De hoogte van de heffing zal meebewegen met de wekelijkse marktprijs van het ETS.
Het CBAM zal vanaf 2026 geleidelijk worden ingevoerd over een periode van tien jaar, waarin tegelijkertijd de gratis allocatie van rechten aan de desbetreffende sectoren zal worden afgebouwd. Het probeert de concurrentiepositie van de Europese Industrie te beschermen, terwijl het de CO2-kosten probeert te internaliseren. Dit is problematisch omdat het CBAM geen correctiemechanisme ten behoeve van export naar buiten de Unie biedt. Daarnaast biedt het CBAM ook geen bescherming voor verplaatsing van de hele waardeketen en worden bedrijven buiten de EU niet belast op hun indirecte emissies, zoals de CO2-kosten in de elektriciteitsproductie.
Doel van de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie (Renewable Energy Directive (RED)) is om het gebruik van hernieuwbare energie te laten toenemen. Het voorstel is om de huidige doelstelling voor 2030 te verhogen van 32 naar 40 procent van het (bruto-)eindverbruik van energie. Deze doelstelling is bindend op EU-niveau, maar wordt niet vertaald naar bindende bijdragen van lidstaten. Lidstaten moeten wel aangeven welke bijdrage ze aan het doel zullen leveren. Voor ons land noemt de Europese Commissie een aandeel hernieuwbare energie van 36 procent als efficiënte bijdrage. Een verhoging zou van ons land dus een aanzienlijke extra inspanning vergen. De RED stelt bovendien verschillende kwantitatieve subdoelen voor het gebruik van hernieuwbare energie in bepaalde sectoren of toepassingen. Enkele van deze subdoelen zijn indicatief, andere zijn bindend voor lidstaten. Deze subdoelen dragen bij aan het realiseren van het overkoepelende doel. Enkele subdoelen zijn een jaarlijkse toename van 1,1 procent van het gebruik van hernieuwbare energie in de industrie. Deze doelstelling wordt verhoogd naar 1,5 % als restwarmte kan worden hergebruikt door de industrie. Daarnaast wordt er een verplicht aandeel van 50 procent groene waterstof in het waterstofgebruik in de industrie voorgesteld en verplicht gebruik van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en biobrandstoffen in de mobiliteit in 2030. Het RED-voorstel vereist voor ons land een flinke opschaling van de inspanningen. Of dit ook werkelijk haalbaar is, is nog de vraag
De Energie-efficiëntierichtlijn (EED) stelt Europese doelen voor het maximale gebruik van energie voor zowel primair als eindgebruik. Op lidstaatniveau stelt zij bindende doelen voor het verminderen van het energiegebruik door eindgebruikers. Met andere woorden: De EED verplicht EU-lidstaten een bepaalde hoeveelheid energie te besparen. Het voorstel verhoogt deze verplichting van 0,8 procent per jaar naar 1,5 procent per jaar van het totale primaire gebruik van energie. Doordat de verhoging pas vanaf 2024 ingaat, leidt dit in de resterende periode tot 2030 per saldo tot een aanscherping van het doel met iets minder dan 50 procent. Voor Nederland betekent dat een verhoging van cumulatief ruim 900 petajoule naar ruim 1.300 petajoule bespaarde energie in de periode 2021-2030. De doelstelling mag worden ingevuld met besparingen bij alle eindgebruikssectoren (gebouwde omgeving, mobiliteit, industrie en landbouw). De verplichting moet worden ingevuld met nationaal beleid en dient aanvullend te zijn op hetgeen zonder dit nationale beleid (maar mét het Europese beleid) al zou gebeuren. De aanscherping van verschillende Europese instrumenten, zoals het ETS en het introduceren van een ETS voor gebouwde omgeving en transport, betekent dat bepaalde effecten mogelijk niet langer als gevolg van nationaal beleid kunnen worden geclaimd. Niet alleen wordt dus de doelstelling verhoogd, maar ook maakt het overige EU-beleidspakket het extra moeilijk om met nationaal beleid extra besparingen te realiseren.
Een nieuwe wijziging van de EED met betrekking tot artikel 8 zal de lidstaten ertoe verplichten ervoor te zorgen dat kleine en middelgrote ondernemingen met een gemiddeld jaarlijks verbruik van meer dan 100 TJ per jaar over de voorgaande drie jaar een energiebeheersysteem toepassen, dat door een onafhankelijke instantie en volgens de Europese of internationale normen is gecertificeerd. Krachtens een ander amendement moeten de lidstaten ervoor zorgen dat kleine en middelgrote ondernemingen met een gemiddeld jaarlijks verbruik van meer dan 10 TJ per jaar over de voorgaande drie jaar en die geen energiebeheersysteem hebben geïmplementeerd, om de vier jaar een energie-audit uitvoeren. Dit moet gebeuren op een kostenefficiënte manier en met kwaliteitscontroles die zowel de geldigheid als de nauwkeurigheid van de audit waarborgen. De resultaten van de energie-audit moeten vervolgens in het jaarverslag van de onderneming worden bekendgemaakt.
Google+